Schaal van Beaufort voor visuele beoordeling van windsterkte (snelheid)
Beaufort schaal – een conventionele schaal voor visuele schatting van windkracht (snelheid) in punten door het effect op landobjecten of door golven op zee. De schaal werd ontwikkeld door de Britse admiraal F. Beaufort in 1806 en werd voor het eerst alleen door hem gebruikt. In 1874 nam het Permanent Comité van het Eerste Meteorologische Congres de schaal van Beaufort aan voor gebruik in de internationale synoptische praktijk. In de jaren daarna werd de schaal aangepast en verfijnd. De schaal van Beaufort wordt veel gebruikt in de zeevaart.
Beaufortwindkracht aan het aardoppervlak |
||||
Punten van Beaufort | Verbale definitie van windsterkte | Windsnelheid, m/sec | De actie van de wind | |
op het land | op zee | |||
0 | Doldrums | 0-0,2 | Doldrums. Rook stijgt verticaal omhoog | Een spiegelgladde zee |
1 | Rustig | 0,3-1,5 | De windrichting is merkbaar aan de stand van de rook, maar niet aan de windwijzer. | Ribbels, geen schuim op de ribbels |
2 | Licht | 1,6-3,3 | De beweging van de wind is voelbaar in je gezicht, de bladeren ritselen, de windvaan wordt in beweging gezet | Korte golven, kruinen kantelen niet en zien er glazig uit |
3 | Zwak | 3,4-5,4 | De bladeren en dunne takken van de bomen wiegen de hele tijd, de wind wappert over de topvlaggen | Korte, goed gedefinieerde golven. De kammen, die omslaan, vormen glasachtig schuim, af en toe worden kleine witte lantaarnpalen gevormd |
4 | Matig | 5,5-7,9 | De wind pikt stof en papier op, zet de dunne takken van bomen in beweging | De golven zijn langwerpig, met op veel plaatsen witte lobben zichtbaar |
5 | Vers | 8,0-10,7 | Dunne boomstammen zwaaien, gekuifde golven verschijnen op het water | Goed ontwikkeld in de lengte, maar niet erg grote golven, witte lammetjes zijn overal zichtbaar (in sommige gevallen ontstaan er spetters) |
6 | Sterk | 10,8-13,8 | Dikke boomtakken zwaaien, telegraafdraden zoemen | Er beginnen zich grote golven te vormen. Witte schuimruggen bedekken grote gebieden (spatten is waarschijnlijk) |
7 | Stoer | 13,9-17,1 | Wuivende boomstammen, het is moeilijk om tegen de wind in te lopen | Golven die breken, kruinen die neerstorten, schuim dat in strepen in de wind ligt |
8 | Zeer sterk | 17,2-20,7 | De wind breekt boomtakken, tegen de wind in lopen is erg moeilijk | Matig hoge lange golven. Nevel begint van de randen van de toppen te vliegen. Schuimstrepen liggen in rijen in de richting van de wind |
9 | Storm | 20,8-24,4 | Lichte schade; wind blaast schoorsteenkappen en dakspanen weg | Hoge golven. Schuim in brede, dichte stroken benedenwinds. Golfkammen beginnen om te slaan en breken uiteen in nevel die het zicht belemmert |
10 | Zware storm | 24,5-28,4 | Aanzienlijke vernieling van structuren, bomen worden bij de wortels uitgerukt. Komt zelden voor op het land | Zeer hoge golven met lange, naar beneden gebogen toppen. Het resulterende schuim wordt door de wind in grote vlokken uitgeblazen in de vorm van dikke witte strepen. Het zeeoppervlak is wit van het schuim. Het hevige beuken van de golven klinkt als een dreun. Het zicht is slecht |
11 | Een hevige storm | 28,5-32,6 | Grote verwoesting over een aanzienlijk gebied. Zeer zeldzaam op het land | Uitzonderlijk hoge golven. Kleine en middelgrote schepen zijn soms uit het zicht. De zee is helemaal bedekt met lange witte schuimvlokken die benedenwinds liggen. De randen van de golven worden overal tot schuim geblazen. Het zicht is slecht |
12 | Orkaan | 32,7 of meer | De lucht is gevuld met schuim en nevel. De zee is helemaal bedekt met schuimstrepen. Het zicht is heel slecht |